"Dubbel"

"Dubbel", dat kom je vaak tegen als het over kunst gaat.
Bomans: "De fictie van de echtheid, terwijl men tegelijkertijd wéét dat het niet waar is, ligt aan alle literatuur ten grondslag."
Magritte, tekst op een schilderij van een pijp: "Dit is geen pijp".
Genet: "Het onzichtbare voorwerp".
Nijhof: "Lees maar, er staat niet wat er staat."
Reve: "[...] symbolen die zowel begrijpelijk als onbegrijpelijk zijn".
Hermans: "De god denkbaar, Denkbaar de God".

Met dat "dubbel" kan je spelen. Luister daarvoor bijvoorbeeld naar Coffee Blues van Mississippi John Hurt, niet alleen wat de tekst betreft, maar ook wanneer hij een akkoord laat horen waar je tekst verwacht. Of luister naar Chopin´s Andante Spianato et Grande Polonaise Brillante.
Je kan het "dubbel" ook nogmaals verdubbelen. Pessoa: "De dichter is een veinzer. / Hij kan zo goed veinzen, / dat het hem lukt te veinzen dat het pijn is, / de pijn die hij werkelijk voelt" (vergelijk met wat Korteweg zegt over Kellendonk).
Greshoff: "De dichter liegt ter wille van de waarheid." En "De dichter openbaart geheimen zonder ze te verraden."

Je kan er ook "dubbel?" van maken. Leopold: "Men zoekt zich en men raakt elkander kwijt". Of niet-dubbel wat dubbel lijkt. Bloem: "Denkend aan de dood kan ik niet slapen en niet slapend denk ik aan de dood". en.

Dat "uittreden" van schrijvers, dat is ook iets "dubbels".
Pessoa: "Ik kijk om, ik zie het wezen dat ik ben en ik zie alles vreemd".
Bomans: "Ik was verbijsterd [...] Alles was nieuw. Alles was totaal onbegrijpelijk. Ook ikzelf. Ik keek langs me heen. Ik zag twee benen die in stukken leer eindigden en dacht: zo ver loop ik nog door. Ik zag twee handen en dacht: ik ben ik. Maar wie is ik?" Bomans noemt het "[…] mijn eerste religieuze ervaring".
Tolstoy, na het horen van de Kreutzer-sonate: "Alles was nieuw!" Zelfs zijn vrouw.
Herman Pieter de Boer na het schilderen van zijn kamertje: "Alles was hetzelfde gebleven en toch was die ruimte nieuw voor me".
Feylbrief (Van Oudshoorn): "Dat ik mezelf naderen zie. Mezelf als een ander."
In een Schubert-lied loopt de zanger naar het huis van een overleden vriend. Hij ziet daar iemand staan die door het raam naar binnen kijkt. Dichterbij gekomen ziet hij dat hij het zelf is.
Wieg: "ik ben niet dezelfde, in sprongen een ander worden is misschien meer wat er op lijkt".
Voorneveld: "Ben ik het wel die dit schrijft?"

Dat lijkt allemaal op iets van Vroon: "[scheppen] lijkt op wat er gebeurt bij meervoudige persoonlijkheids-stoornissen of geheugenverliesvormen." Kopland: "Mijns inziens is de ervaring bij het lezen of het maken van een geslaagd gedicht dezelfde als die bij het lezen van een wetenschappelijke ontdekking [...] Dit is wat de wetenschapper en de dichter gemeen hebben, dit vermogen tot het hebben van een esthetische ervaring, als het 'ik' even verdwijnt en plaatsmaakt voor het 'het'."

Het zijn natuurlijk niet specifiek schrijvers die "uittreden", maar het ligt voor de hand dat je het voornamelijk in de litteratuur vindt. De componist Andriesse zegt er iets heel aardigs over: "Er liep iemand vóór mij, die blijkbaar dezelfde intenties had" [als hij; op een bankje gaan zitten nadenken]. Hij bleek het zelf te zijn; "Mijn artistiek geweten". Hij noemde die andere ik "Fermate", in een partituur een onbepaalde verlenging van een rust.

Drummond de Andrade komt zichzelf juist niet tegen (net zo goed een verdubbeling!): "Een huis waar niemand woont, en ik maar kloppen en roepen".