Couperus en eten en drinken

Van Orlando's viooltjes

- Arme, lieve Gigi! juicht Elettra vol mededoogen. Je zal wel dóodmoê zijn!! Wil je wat eten? Ik heb koud vleesch, pâté, taart.... Of wil je warmen bouillon? Je kan alles, àlles hebben?!
Ik betuig, dat ik wil hebben: veel warm water om mij te wasschen, en dan thee, met taart. Ik heb niet gegeten, maar ben over mijn honger heen. Salvatore heeft mijn kamer - de driedubbele - laten stralen van electriesch licht en Orlando en Elettra voeren mij binnen aan arm en hand.

Elettra komt binnen. Ik praat druk, van Nice. Ze luisteren beiden toe. Ik amuzeer ze met mijn verhalen. Ze lachen, we zijn heel vroolijk. Salvatore brengt Vermouth-Americano, en zouten bollen. Ik vertel, vertel stéeds door, vertel van het Carnaval; ze schàteren van het lachen, Orlando sonoor brons, Elettra schel als goud.

Ik zit op een stapel kussens te tokkelen, midden in den salon. Orlando ligt ook over den grond op een ijsbeerhuid. Zijn blauw fluweelen buis, dat te nauw was, is gekraakt over den rug, maar het effect van zijn zijden hemd, dat er uit bouffeert, is des te realistischer. Alleen Elettra is waardig, gezeten op den divan. Zoo blijven onze houdingen, als Salvatore en Pia ons bedienen, borden en glazen neêrzettende op lage tafeltjes tusschen ons. Ik geloof, dat alleen Italiaansche bedienden met die mengeling van familiariteit, respect en zachte vroolijkheid hun meesters, die eens dwaas doen, zoo kunnen bedienen. Elettra heeft gezorgd voor een heerlijk souper. Broodjes met kaviaar, patrijzen in gelei; haas, waar ik dol op ben; compôte, taart, ijs, bonbons en allerlei zoetigheid. De roover laat Champagne-flesch na flesch ontknallen, en plotseling zeg ik:
- Orlando, ik kan niet genieten, als je ze allemaal niet meê laat drinken.
Hij aarzelt, Elettra ook.
- Het is heusch bederven, Gigi, zeggen beiden.
- Toe, laat mij ze dan nu maar bederven!
Ik klap in de handen, en roep ze allemaal binnen. Brigida, Pia, Vico en Salvatore. De roover Orlando schenkt vier coupe's in en ik verzamel ooft, taartjes en bonbons....
Dankbaar verwijdert zich het personeel.
Zie je, dit is nu pas gezellig. Bedenk, dat het buiten steeds stortregent! Maar binnen is het gezellig, mooi, lekker en lief. Elettra, hoewel waardig, is vroolijk van humeur; Orlando, steeds onverstoorbaar kalm in luie houding, is een dot van een kerel, en de Champagne was zoo heerlijk, en er waren gesuikerde kersjes, die smolten in je mond....
Ik moet verhalen doen, van Nice, en praat druk; zij lachen beiden. Plotseling....
Plotseling komt het over mij, onweêrhoudbaar, als een kil spook. De gedachte in en òm mij:
Dat éenmaal - wanneer het ook zij - alles en iedereen dood gaat. Eindigt, vergaat, verdwijnt.
Dat Elettra zal sterven, dat Orlando zal sterven, ik zal sterven.
Dat, hoe vroolijk wij hier ook bij elkander liggen en zitten en Champagne drinken, en lekkere zoete dingen eten tusschen gele rozen en kaarsen in een salon, dien wij vlug in twee dagen timmerden in elkaâr.... over eenigen tijd - wanneer? - àlles gedaan zal zijn en wij àlle drie dood zullen zijn....