Couperus en eten en drinken

Michele

Hij is de maitre-d'hôtel van ons pension in Rome; een Napolitaan van drie-en-twintig jaar; een mooie jongen, als een klein vlug, alert haantje; hij is elegant van figuur, matbleek van teint, met donker mooi haar en prachtige, soms weemoedige, soms vroolijke fluweelen donkere oogen, waar aan onwaarschijnlijk lange wimpers. Hij ziet er uit in zijn rok, zijn wit vest met vergulde knoopen, als een jonge dandy, die naar een bal gaat, en zijn handen zijn verzorgd. Hij staat recht achter tafel, overziet alles, beveelt met een enkel woord de cameriere's, en nu en dan bedient hij zelf zijn sympathieen, met een vertrouwelijke fluistering, getemperd door een nuance van eerbied. Daar ik tot zijn sympathieen behoor, geeft hij mij nu en dan brood, een flesch Nocera, of zelfs biedt hij een schotel aan. De service, door Michele geleid, glijdt onberispelijk op rolletjes voort. Nu en dan luistert hij naar de conversatie, zoo met een halven glimlach om zijn mooi-fijne kneveltjes; dan tintelen zijn oogen vroolijker, maar meer kreukt hij zijn correctheid niet.