Couperus en eten en drinken

De meisjes die verdwenen

Toen in zijn groote, sombere eetzaal de jonge, rijke lakenkoopman, Ezzo dei Ezzi, neer zat aan zijn avondmaal, waar hem zijne dienstmaagd Tecla bediende met bevallig gebaar en luchtigen scherts β€” want Tecla was Ezzo nog meer dan dienstmaagd alleen β€” sprak de jonggezel, terwijl hij zijn leege fiasco verbaasd op hield over zijn beker:
β€”Is de Chianti al op...?! Maar Tecla, ik heb dorst! Vlug, meid, neem de flesch en doe die toch dadelijk vullen in de fiaschetteria op den hoek van de straat... Maar pas op, want het is al laat... steek eerst de waskaarsen in de luchters op... en als je uitgaat, kind, loop dan niet door de straat, waar de dienstmeisjes spoorloos verdwijnen, want weet je, daar is het niet pluis...
Maar Tecla lachte vroolijk en onbevreesd, nam de leege fiasco en zeide, binnen vijf minuten terug te zijn.
En Tecla... kwam niet terug, en Ezzo wachtte te vergeefs op den wijn, want Tecla was verdwenen als zoo vele mooie meisjes, dien laatsten tijd, in Florence verdwenen waren...