Couperus en eten en drinken

Marseille

O zaligheid! Ik 'woon' niet meer! Ik zweef en zwerf in kleurig Marseille! Ik heb niets dan een comfortabele hôtelkamer en dan nog mijn even de 160 K.G. óverwegende koffers. Is er beminnelijker leven denkbaar? Ik zal vooreerst geen romans meer schrijven, alleen nog maar nu en dan een vluchtige schets voor de 'Haagsche Post'! Het waait niet om mij, zelfs geen Marseillaansche mistral! Ik voel me een gezegende onder de stervelingen! Er is een zoele Octoberzon, die zilte, exotiesch geurige aroom van een havenstad en de lekker branderige wierook van geroosterde kastanjes rondom me. Ik zie weêr vijgen maar ze zijn klein, en pepervruchten maar ze zijn nog onrijp; ik meen, dat ik ze zie op de hoeken van de straten, in schilderachtige stalletjes, niet in deftige groentewinkels, als dure dingen. Platanen-alleeën, de geschilferde stammen met klassieke steenen banken omcirkeld, zijn vol bont gewoel van meridionale humaniteit. Violette zeedistels, opengekierde marennesschalen, zwartblauwe mosselen en er tusschen-door het citroene-goudgeel, stapelen hunne massa's om de olie-dwalmende gaarkeukentjes, waar Senegaleezen in khaki-uniform zich om verdringen. Groezelwitte tulband en scharlaken fez, ebben negertronies, simili-diamant-gekapte vrouwekopjes, Murillo-achtige schoenpoetsjongentjes, blauwkielige stokers en machinisten warrelen door elkaâr met een blijheid om te leven, te ademen, te beminnen, te eten en schoenen te poetsen. Daar, in het restaurant, gloeit het kreeftvermillioen en de saffraangele saus van de bouillabaisse...