Couperus en eten en drinken

Legenden van de blauwe kust

Ik laat mij smaken de curieuze, fijne hors-d'oeuvres, en de champagne wordt dadelijk geschonken. Weet ge wie de oude, grijze heer is, zoo correct, naast de gastvrouw gezeten?
[...]
Misschien hebt ge zelfs wel scrupule hier mede aan te zitten en u deze truffels, in champagne gestoofd, te laten smaken? Laat mij u dan gerust stellen, en u verzekeren, dat ik weet, en zeker ben, dat de Amerikanen, die goed zullen taxeeren en ook zonder sentiment, het kasteeltje huren zullen, en dat dus de patrijzen, de champagne, en zelfs deze reuzetruffels betaald zullen worden. Proef ze dus met aandacht en denkt niet te veel na, en laat u bekoren door den geest van deze wreede, sentimentlooze Franschen, want geestig zijn zij als geen volk, en geestig is hun taal als geen taal en de blijde luchtigheid van het elegante leven sparkelt zoo wel in onze coupe, als in de anecdote, die, hoe gewaagd ook, zij, en alleen zij u kunnen vertellen met zoo een gratieus en bekoorlijk meesterschap.

In de Cercle kunnen wij na het feest soupeeren, of we gaan naar de Belle-Meuniere, vroolijk maar niet al te dol, ofnaar Maxim, maar daar vinden onze dames het toch eigenlijk niet prettig, ook al zijn ze liberaal en willen ze alles weten en hebben gezien: we soupeeren er dan ook niet, maar blijven er op een avond alleen een flesch champagne drinken, en gaan weg om drie uur in den nacht, als de retards de champagne-flesschen beginnen uit te gieten in de gapende corsages hunner gezellinnen... Maar dat doen wij, omdat wij bezadigde, ernstige Carnaval-vierders zijn, want de echte, o lezer... komen niet voor acht uur 's morgens thuis!!
[...]
Om ons daarna weer zalig te nestelen in onze diepe stoelen, bij ons groote vuur, met onze mollige glaasjes warmen wijn... En ondeugend ons te amuzeeren om Jan en Mrs. Maud.

- Waar woont u, met uw tante?
- In de Villa Aubert, Boulevard Dubouchage. Een goed appartement-meublé. Tante heeft hare bedienden mee. Ze is gewend aan haar keukenmeid. Van middag ieder een patrijsje. Ja, ja, tante houdt van goed eten...
Patrijsjes in Augustus, denk ik... Ik ben dol op wild. Waarom geeft Onze keukenmeid ons toch nooit wild...
[...]
— Ik kan er van leven, zeg ik modest. Ik heb relaties, ik ben van goede familie, maar ik ben een beetje aan lager wal geraakt. Wat zal ik je zeggen... het leven, la noce, schulden, niet waar... Ik heb die betrekking aangenomen. Ik woon vrij in 'Majestic'. 0, een klein kamertje, bij de bedienden, op de mansardes. Ik word er gevoed, o niet het menu van het diner, dat kan ik je verzekeren. Iederen dag, pot-au-feu, voor Ons, employes. Geen patrijsjes, monsieur Louis.
[...]
Ik heb niet de minste lust samen met mijn vriend Louis naar Monte-Carlo to gaan. En den volgenden morgen, om elf uur, roep ik de keukenmeid, die ik juist van de markt zie terug komen, in mijn kamer.
- Madelaine, de jacht is toch geopend, waarom geefje nooit eens patrijsjes? Zijn ze erg duur?
- Patrijzen, meneer, in Augustus? Ik heb er geen op de markt gezien.
- Een vriend van mij heeft al patrijzen gegeten...
- Maar meneer, het is onmogelijk. Er zijn geen patrijzen. Misschien heeft die meneer ze gekregen van een vriend... Op de markt zijn er heusch niet. Meneer zal nog moeten wachten...
Ik ben eenigszins getroost. Ik ben zoo goed als zeker, dat Louis de St. Gasc even min nog patrijzen heeft gegeten als Louis de Ceze.