Couperus en eten en drinken

Langs Lijnen van Geleidelijkheid

Cornelie zag om zich rond en wachtte af. De eetzaal was de antieke eetzaal van het oude villino-gedeelte met een plafond van Guercino. De kellners drentelden wat rond. Een oude grijze hofmeester zag met een verren blik over de tafel, of alles in orde was. Hij werd ongeduldig, omdat niemand kwam en beval, dat men Cornelie de macaroni diende. Het viel Cornelie op, dat hij ook met het been trok, evenals de portier. Maar de kellners waren heel jong, nauwlijks zestien, achttien jaar en zonder het gewone kellner-aplomb. Een dikke heer, levendig, gewichtig, pokdalig, slecht geschoren, in een kale zwarte jas, zonder veel linnen te toonen, kwam binnen, wreef zich in de handen, zette zich op zijn plaats, tegenover Cornelie. Hij groette beleefd en at ook van de macaroni. En het scheen een sein te zijn, dat men ging eten, want tal van locataires, meestal dames, kwamen nu binnen, zetten zich en namen van de macaroni, die de jonge kellners ronddienden onder toezicht van den grijzen hofmeester. Cornelie glimlachte om het amuzante dier reistypes en toen zij, onwillekeurig, naar den pokdaligen heer over zich zag, bespeurde zij, dat hij ook glimlachte. Hij haastte zich zijn beetje tomatensaus nog met brood te eten, boog zich een weinig over de tafel en fluisterde bijna, in het Fransch: - Het is amuzant, niet waar? Cornelie trok de wenkbrauwen op. - Hoe meent u? Een cosmopolitisch gezelschap... - O ja... - U is een Hollandsche? - Hoe meent u? - Ik zag uw naam in het vreemdelingenboek, en daarachter: la Haye... - Het is waar... - Er zijn hier nog meer Hollandsche dames, daar zitten zij... ze zijn charmant. Cornelie vroeg een ordinairen wijn aan den hofmeester. - Die wijn is niet goed, zei de dikke heer, levendig. Ik heb hier Genzano, - en hij wees op zijn fiasco. Ik betaal een klein kurkegeld en drink mijn eigen wijn. De hofmeester zette haar half fleschje voor Cornelie: dat was gratis begrepen in haar pension. - Ik zal u, als u wilt, het adres geven van mijn wijn: Via della Croce 601... Cornelie bedankte. De meer dan gewone gemakkelijkheid, levendigheid van den pokdaligen heer vermaakten haar. - U ziet naar den hofmeester, vroeg hij. - U let goed op, glimlachte zij. - Een type, onze hofmeester, Giuseppe. Hij was vroeger hofmeester in het paleis van een Oostenrijkschen aartshertog. Hij heeft, ik weet niet wat gedaan. Gestolen misschien. Of brutaal geweest. Of een lepel laten vallen. Hij is gedegringoleerd. Hij is nu maar in ons pension Belloni. Maar wat een waardigheid... Hij boog zich voorover. - De marchesa is zuinig. Al de bedienden bier zijn of oud, of heel jong. Dat betaalt minder.

Het dejeuner was afgeloopen: de biefstuk, de pudding, de droge vijgjes. Cornelie stond op. - Mag ik u even inschenken, uit mijn flesch? vroeg de dikke heer. Proeft u eens mijn wijn. Vindt u dien goed? Dan bestel ik, in de Via della Croce, een fiasco voor u... Cornelie wilde niet weigeren. Zij dronk. De wijn was heerlijk zuiver. Zij dacht, dat het goed zoii zijn in Rome een zuiveren wijn te drinken en terwijl zij zoo dacht, scheen de dikke heer haar snelle denken te lezen. - Het is goed, zeide hij; als u in Rome, waar het leven vermoeiend is, een versterkenden wijn drinkt. Cornelie beaamde het. Dit is Genzano, van twee- vijf-en-zeventig lire de fiasco. U doet daar lang mee, de wijn bederft niet. Ik bestel u dus een fiasco.

Zij ging niet meer uit, stookte met veel hout haar vuur op voor den avond, die kil werd, en soupeerde alleen met wat brood en gelei, om niet uit te gaan voor haar diner.

Urania, hamerende op de piano, in een robe-d'interieur van Venetiaansche kant, terwijl een rijke tea met koekjes, boterhammetjes, bonbons, was klaargezet.

Waarom wilde zij niet, dacht hij, inschenkende de schuimende Monopole, morsende over de kelken; waarom stelt zij zich tusschen mij en die Amerikaansche kousenverkoopster?

Hij vond haar eenvoudig aanbiddelijk: in het halflicht der osteria, aan het kleine tafeltje etende hare gnocchi, voor zich de halve fiasco, waarin de gele landwijn bleek-te, kreeg hare gewone loomte eene nieuwe levendigheid, die hem verbaasde. [Verklarende woordenlijst, gnocchi: meelballen in de soep]

Zij was te lui om zich aan te kleeden en naar den restaurant te gaan. Zij had niet veel honger en zij zoil alleen maar wat soupeeren met wat zij thuis in haar kast had: een paar eieren, brood, wat vruchten. Maar ze dacht aan Duco en dat hij zeker haar wachten zou aan hun tafeltje en zij schreef hem een briefje, dat zij door het jongentje van de concierge bezorgen liet...

Zij beloofde het lachende en schonk hem een kop thee, prezenteerde hem bonbons. Hij knabbelde er ettelijke.

Het regende dien dag en zij gingen niet uit voor hun lunch; zij had eieren en tomaten en op een petroleum-stel maakte zij een ommelet. Zij dronken alleen water en aten er heel veel brood bij. En terwijl de regen geeselde tegen het groote, gordijnlooze atelierraam aan, genoten zij hun maal, gezeten als twee vogels, die schuilen bij elkaar, dicht bij elkaar, om niet nat te worden.

Zij had eenige inkoopen gedaan: een amandeltaart, beschuitjes, een half fleschje port. Zij had dat zelve meegebracht in een mandje en zij pakte het al zingend uit.

Toen twee lakeien de soep hadden rondgediend, stond de kapelaan op, en zei het Benedicite. Er werd nog geen woord gesproken. Men at de soep in stilte, terwijl de drie bedienden onbewegelijk stonden. De lepels tikkelden tegen het porcelein en de marchesa smakte.

Zij spraken vrij uit, in het Engelsch nu: de jongen zei wanhopig, dat hij niet genoeg at, dat hij niet dorst eten tot zijn honger gestild was, en Cornelie lachte, hem prettig vindend, om zijn gezondheid, terwijl Urania beschuitjes voor hem zocht en een stuk cake, van de tea nog over, en hem brood en vleesch beloofde, voor zij naar bed zouden gaan. En zij ontspanden hun gemoed na het plechtstatige middagmaal.

Zij gingen bijna nooit meer naar een restauratie. Cornelie kookte thuis wat, verzon gemakkelijke recepten, haalde een fiasco wijn in de eerste de beste 'Olio e vino' waar de koetsiers aan tafeltjes zaten te drinken, en zij aten thuis lekkerder en goedkooper dan in de osteria.

En de jonge prinses was als een zuster, was als een moeder, en kweekte Comelie op met melk, met eieren, met versterkende middelen. Zij liet alles gewillig met zich doen, mat, onverschillig, en zij at, om Urania lief te zijn.

- Wat wil je hebben? - Een glas champagne. - Ik heb honger. Ik heb slecht gedineerd in mijn hotel. Ik wil wel wat eten. Hij bestelde voor haar de champagne. Hij at eerst een pasteitje, toen nog een, en toen een chateaubriand met erwtjes. Hij dronk een paar glazen rooden wijn, en toen een glas champagne.

- Je hebt zeker honger, zeide hij. Wat wil ik voor je bestellen? - Ik wil wel thee en brood en boter. Men bracht haar koffer binnen en hij bestelde haar ontbijt.